Uitleg tekstverbanden
In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea’s met elkaar samen. Die samenhang heet het verband in de tekst. Door te letten op verbanden in de tekst kun je de tekst beter begrijpen en bestuderen. Je kunt verbanden vaak herkennen aan signaalwoorden.
Er bestaan verschillende tekstverbanden:
- In het geval van een chronologisch verband worden de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde beschreven. Jaartallen zijn vaak een aanwijzing voor een chronologisch verband. Verder herken je dit verband aan de signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen. Voorbeeld:
Als je met de Thalys van Amsterdam naar Parijs reist, maak je drie tussenstops: eerst in Rotterdam, dan in Antwerpen en vervolgens in Brussel.
- Van een opsommend verband is sprake als zaken achter elkaar worden opgenoemd. Je herkent dit verband aan de signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), bovendien, verder, ten slotte, en, niet alleen ... maar (ook) ...; een opsomming wordt ook vaak aangegeven met liggende streepjes (-), getallen (1, 2, 3) of met ‘dots’ (•).
- In het geval van een tegenstellend verband worden in een tekst tegenovergestelde dingen genoemd. Je herkent dit verband aan de signaalwoorden: tegenover, daarentegen, maar, hoewel, echter, toch, ofschoon, ondanks dat, aan de ene kant … aan de andere kant .... Voorbeeld:
Hoewel hij miljonair is, leidt hij een vrij sober leven.
- Bij een toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld. Je herkent dit verband aan de signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou. Voorbeeld:
Adriana kookt graag buitenlandse gerechten, zoals couscous en paella.
- Bij een redengevend verband wordt aangegeven waarom iemand iets doet of vindt. Je herkent dit verband aan de signaalwoorden: omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is. Voorbeeld:
Omdat het ijskoud is (reden), trek ik een warme trui aan (besluit).
- Bij een concluderend verband wordt uit een aantal uitspraken eerder in de tekst een conclusie getrokken. Je herkent dit verband aan de signaalwoorden: dus, dat houdt in, kortom, concluderend. Voorbeeld:
Roos heeft de hele week zitten leren voor de proefwerkweek. Zij zal haar toetsen dus wel goed maken.
Maak jouw eigen website met JouwWeb